Ontstaan van de Eden Trilogie

1986. De Nobelprijs voor de Vrede wordt uitgereikt aan Eli Wiesl. Tijdens een tv-interview vertelt hij hoe hij als jonge man in Auschwitz getuige mocht zijn van het proces van God. Eén rabbijn was Gods verdediger, een andere rabbijn was Zijn aanklager. Eli Wiesl was hun enige getuige. Ik was amper 29 jaar en wist dat ik hier ooit rond ging schrijven. Ik wist alleen niet hoe, want ik kon God toen enkel aanklagen. Na de doodgeboorte van mijn zoontje Jef in 1994, kon ik God enkel nog verdedigen. Zo bleef het lang stil tot november 2012. Het eerste boek liet zich plots schrijven in een haast die alleen een terdoodveroordeelde kent. Dit klinkt niet erg vrolijk, maar het voelde evenwel zo: ik wou de belofte aan mezelf in dit leven stellig nakomen. Het tweede boek is nu klaar in 2020. Reden waarom dit alles zo lang op zich laat wachten: ik schrijf proefondervindelijk en dit vraagt tijd, rijping en niet zelden door tranen.

 

DEEL 1: Zuurder dan de citrus

Het boek begint met de val van de engelen. De strijd tussen Lucifer en Michaël. Een moeilijk, maar uiterst belangrijk hoofdstuk, omdat het kerngebeuren van de ganse trilogie erin wordt uitgetekend. Daarna volgt het relaas over de val van de mens waarna Adam en Eva hun leven verder moeten zetten buiten het paradijselijke Eden. Ze krijgen eerst twee zonen, Kaïn en de jongere Abel. Langzaam ontwikkelt zich een geestelijke strijd tussen beide broers die elkaar nochtans erg graag zien.

 

lees meer

DEEL 2: Hij die mensen doodt

 

 

Hoe leeft Kaïn verder met de vloek die op hem rust en die het merkteken van Jahwe draagt? Zijn we niet allemaal Kaïn? Elke dag opnieuw vertellen de kranten ons hoe wij elkaar ‘doden’, is het niet lijfelijk, dan toch vaak psychologisch of relationeel.
Andermaal is Oscar Wilde mijn metgezel. Ik citeer uit zijn prachtige ballade ‘The Ballad of Reading Gaol’ welke hij in 1897 schreef na zijn vrijlating uit de gevangenis.

 

lees meer

DEEL 3: Dichtbij als een volkomen parel

Het sluitstuk. De grote lijnen zijn uitgetekend, maar nog te prematuur om te vermelden.

 

lees meer

De auteur

Ik besef dat het moeilijk is om een boek te kopen dat niet gedragen wordt door een naam van de schrijver. Alsof de schrijver zich schaamt, verstopt of vals nederig is. Ik heb daarom besloten enkel mijn Orthodoxe naam prijs te geven: ‘Gabriël’. Waarom?

Op de eerste plaats omdat het in deze trilogie vaak om de nederigheid draait. Ik voerde ooit twee monologen (1989-1994) op in gans Vlaanderen, kreeg veel pers, werd opgevoerd op TV en kwam rijkelijk aan bod in menig radio interview. Het doet iets met het ego van de mens. En niet in de positieve richting. Het is haast onmogelijk om daarna met beide voeten op de grond te blijven staan. Hoe kan men dan nog over nederigheid schrijven of spreken? Het lijkt me niet onverstandig om te leren uit het verleden.

Op de tweede plaats omdat ik alles van anderen van ‘hoog tot laag’ heb gekregen om niets, en daarom wens ik op mijn beurt om niets te geven. Ik schreef dit niet om wat ik heb of ben, maar om wat ik verloor. Ik  strooi de boeken uit als zaad: ofwel kiemt het, ofwel sterft het zonder vrucht. Eventuele inkomsten gaan integraal naar goede doelen.

Daarnaast wou ik de kans grijpen om hulde te brengen aan een fantastisch mede componist van wereldformaat in de persoon van Oscar Wilde (1854-1900), die ik toevallig in 2012 op het lijf liep. Het klikte meteen tussen ons beiden. Oscar Wilde liet me zijn werk lezen dat hij ‘De Profundis’ in een verduisterde cel tijdens zijn harde gevangenisleven met dwangarbeid van mei 1895 tot mei 1897 geschreven had. Een zware straf destijds omwille van een hartstochtelijke liefde voor iemand van het eigen geslacht. ‘De Profundis’ is zo aangrijpend openhartig geschreven en dramatisch van kracht, dat ik met gemak telkens een inhoudelijk passende inleiding vond voor elk van de hoofdstukken. Oscar Wilde herhaalt tijdens zijn verblijf in de gevangenis keer op keer, hoe lijden onlosmakelijk verbonden is met liefde en daardoor de ultieme schoonheid openbaart. Zijn levensweg verliep dramatisch: hij beminde en bezong de schoonheid, oogstte daarmee wereldfaam, vond daarna de liefde bij een man en kreeg het lijden er als ‘summum’ bovenop om uiteindelijk de hoogste liefde en troost te vinden. Hij kon als geen ander de bocht maken, bewees en beschreef als ervaringsdeskundige tegen wil en dank hun dwingende en goddelijke verband. “Andere dingen zijn misschien begoochelingen van het oog of  van de begeerte, dingen die enkel bestaan om het oog te verblinden of  de begeerte te verzadigen, maar uit smart zijn de werelden opgebouwd, en geen kind of ster wordt geboren zonder pijn. Waar smart is, daar is gewijde grond.”